Ik ben mijn wachtwoord vergeten

Fokwaarden

Met de inwendige bekkenmaten (hoogte en breedte) van vrouwelijke S-dieren worden de bbm-fokwaarden berekend. Dit kan alleen met de gegevens van stamboekgeregistreerde dieren, dus dieren waar de afstamming van bekend is. De fokwaarden voor de koeien worden aan de veehouder teruggekoppeld via het Bedrijfsoverzicht Binnenbekkenmaten.
Met de totale dataset van bekkenmaten per ras worden de fokwaarden voor stieren berekend voor binnenbekkenhoogte en binnenbekkenbreedte. Deze fokwaarden vindt u hier voor BWB en hier voor VRB. Elk jaar worden de fokwaarden geupdate op basis van alle nieuwe metingen die zijn verricht in het winterseizoen. Zo krijgen de fokwaarden steeds een grotere betrouwbaarheid en komen er ook steeds meer stieren bij waarvan fokwaarden zijn berekend.
 
Stieradvieskaarten
Vanuit de fokwaardenlijsten van de stieren wordt in samenwerking met de foktechnische commissies van de stamboeken een zogenaamde stieradvieskaart gemaakt per ras. Op deze kaarten staan stieren die aanbevolen worden voor het fokken naar meer natuurlijke geboorten. Dit kan zijn op basis van hun positieve fokwaarden voor bekkenhoogte e/o -breedte. Het kan ook zijn dat stieren goed scoren voor kenmerken die het geboortegemak uitdrukken, zoals drachtduur en geboortegewicht.
 
Selectie ten behoeve van meer natuurlijke geboorten
Een ruimer bekken zorgt ervoor dat het afkalven gemakkelijk kan verlopen. De bekkenhoogte is meer bepalend voor een natuurlijke geboorte dan de bekkenbreedte. Boven de 20,5 cm inwendige bekkenhoogte neemt de kans op natuurlijke geboorten toe. De fokwaarden maken het mogelijk om gunstige foklijnen te selecteren. Om de kans op natuurlijke geboorten te vergroten is het van belang. om bij de selectie een koe en een stier te gebruiken met een hoge fokwaarde.

Voorbeeld in de praktijk
Wanneer een dier een 1,0 cm grotere bekkenhoogte- of breedte heeft dan de referentiepopulatie (20,5 cm), wordt de fokwaarde weergegeven met +1,0 cm. 
De ouders geven ieder de helft van hun fokwaarde door. Heeft een stier een fokwaarde van +2,0 cm en de moeder een fokwaarde van -1,0 cm voor binnenbekkenhoogte, dan krijgt het kalf een vooruitgang in fokwaarde van +0,5 cm boven het populatiegemiddelde (de helft van de fokwaarde van de stier +1,0 cm en de helft van die van de koe -0,5 cm). Gebaseerd op de genetische aanleg geeft dat naar verwachting dus een binnenbekkenmaat die 1,5 cm groter is dan die van de moeder (de helft van het verschil tussen de fokwaarde van de koe en de stier).
 
Het is het beste om zowel een moeder als een vader met een positieve fokwaarde te kiezen (als dat mogelijk is). Voor de snelste vooruitgang op een bedrijf is het aan te bevelen koeien met de laagste fokwaarden niet meer voor de fokkerij te gebruiken.