Hoe komt de suzuki-fruitvlieg de Nederlandse winter door, op welke planten vermeerdert ze zich, hoe snel ontwikkelt zich de plaag. En vervolgens: hoe kan de teler gebruik maken van deze kennis om aantasting te voorkomen?
De suzuki-fruitvlieg overwintert als volwassen dier. In het najaar, onder invloed van de korter wordende dagen, ontstaan vliegen die zijn aangepast aan lage temperaturen. En deze dieren blijken in elk geval de milde winters van de afgelopen jaren goed te kunnen overleven. Rond de jaarwisseling 2015/2016 werden in lokvallen langs bosranden zelfs meer dan 750 suzuki-fruitvliegen per week gevangen. Tijdens de koele periode in februari en maart 2016 waren de overwinterende vliegen weinig actief, maar vanaf eind maart werden er weer geregeld gevangen.
Eileg in het vroege voorjaar
Tot nu toe was niet bekend wat suzuki-vrouwtjes zo vroeg in het voorjaar doen. Maar voorjaar 2016 hebben we in vruchten van Elaeagnus (olijfwilg), Aucuba en Skimmia eieren en larven van suzuki-fruitvlieg gevonden. Doordat Elaeagnus in tuinen vaak wordt gesnoeid, dragen de struiken in de praktijk nauwelijks vruchten. Het belang van deze struik voor de voortplanting van suzuki-fruitvlieg in Nederland is dus beperkt. De Aucuba is een algemene groenblijvende tuinheester die tot in mei de olijfvormige rode vruchten uit het voorgaande jaar draagt. In april en mei 2016 werden op veertien plekken in Gelderland en Noord- en Zuid-Holland vruchten verzameld, dertien van die monsters bevatten suzuki-fruitvlieg. Ook in de vruchten van de Skimmia zaten in april eieren en larven. Van april tot juni kan zich op deze tuinplanten dus een extra generatie fruitvliegen ontwikkelen. De exacte rol van deze planten bij de opbouw van de plaag is nog niet duidelijk en zal komend jaar verder worden onderzocht.
Voortplanting later in het seizoen
Vanaf het moment dat de eerste kersen rijpen, begin juni, kunnen zich in het Nederlandse klimaat nog zeker zes generaties fruitvliegen ontwikkelen, zo toonde onderzoek op de Proeftuin Randwijk in 2015 aan. Eieren, die op 5 juni op kersen in de kweekkooien in de kersenboomgaard werden gelegd, leverden op 18 juni de eerste poppen op, en 28 juni verschenen de eerste vliegen van de volgende generatie. De grafiek toont het aantal generaties en de generatieduur. Gezien de snelle opeenvolging van generaties is het niet verwonderlijk dat de plaagdruk in de loop van de zomer hoog wordt. Vanaf juli worden ook veel andere, niet-fruitteeltgewassen aangetast. In de afgelopen twee jaar werd op meer dan 50 in Nederland voorkomende wilde plantensoorten en siergewassen voortplanting van de suzuki-fruitvlieg waargenomen.
Beheersing
De plaagdruk van suzuki-fruitvlieg in de aardbeien is dus sterk afhankelijk van de omgeving, en van de tijd in het jaar. Bij de late buitenteelten is de druk vanuit de omgeving veel groter dan bij vroege teelten. Het is dan moeilijk om te voorkomen dat vliegen van buiten het perceel binnenvliegen. Er wordt onderzocht of gaas langs de zijkanten van het perceel invlieg kan voorkomen, maar tot nu toe is de effectiviteit daarvan nog niet aangetoond. Voor kersen is het geheel afsluiten met insectengaas een effectieve maatregel. Grootschalig Italiaans onderzoek toonde de afgelopen jaren aan dat een uitstekende hygiëne nog steeds de meest effectieve bestrijdingsmaatregel is. Fruittelers die geen goede hygiëne toepasten, hadden de meeste aantasting, onafhankelijk van de andere chemische bestrijdingsmaatregelen. Op een vergelijkbare manier werd aangetoond dat boomgaarden waar het gras kort werd gemaaid en de bomen open gesnoeid, minder aantasting door suzuki-fruitvlieg hadden. De vliegen zitten het liefst in een beschutte, vochtige omgeving. Voor aardbeien op stellingen is het dan ook aan te bevelen om de begroeiing onder de stelling kort te houden. Naast de genoemde maatregelen zal er vaak aanvullende bestrijding nodig zijn. Er zijn verschillende veelbelovende technieken in ontwikkeling die een aanvulling op, of vervanging van de chemische bestrijding kunnen zijn. Verschillende onderzoeksgroepen werken aan de selectie van sluipwespen. Recent Wagenings onderzoek liet in het laboratorium een goede effectiviteit van een insectendodende schimmel zien, maar het is nog niet te zeggen of dit uiteindelijk leidt tot de toelating van een effectief product. Voor de kortere termijn lijkt het gebruik van zogenaamde baitsprays veelbelovend. Daarbij wordt een lage dosering van een bestrijdingsmiddel gemengd met suikers en eiwitten, waarvan de vliegen graag eten. In grote kooien in het veld bleek deze methode bijzonder effectief.
Herman Helsen en Bart van der Sluis, Wageningen Plant Research